dinsdag 11 juli 2017

DLE's gebruiken bij het volgen van leerlingen


     
Op de website van ParnasSys trof ik een heldere uitleg aan van bovenstaande titel.
Ik neem die tekst graag op in deze blog.


In het basisonderwijs worden kinderen regelmatig getoetst. Om een toetsscore van een leerling betekenis te kunnen geven, moet deze worden geïnterpreteerd. Een toetsscore alléén zegt immers weinig.

Auteur: Machiel Karels, onderwijskundig accountmanager ParnasSys.
Met dank aan 
Johan Schokker, methodoloog bij Boom test uitgevers.

Normscores
Om toetsscores te kunnen interpreteren, moet gebruik worden gemaakt van normscores. Veel scholen gebruiken daarvoor de Cito-niveaus A-E of I-IV. De voortgang van een leerling kan dan met behulp van vaardigheidsscores in beeld worden gebracht. Maar dat is niet de enige manier om de voortgang weer te geven.


DLE: niveau én voortgang
Een alternatief voor de vaardigheidsscores zijn de zogenoemde Didactische Leeftijds Equivalenten (DLE’s). Met een DLE kunnen zowel het niveau van de leerling als zijn of haar voortgang op inzichtelijke wijze worden weergegeven.
Het DLE relateert het beheersingsniveau aan de onderwijsmaand. De onderwijsmaand wordt uitgedrukt als Didactische Leeftijd (DL). Gerekend vanaf groep 3 bestaat het basisonderwijs uit 6 leerjaren. Elk leerjaar heeft 10 onderwijsmaanden. De maanden juli en augustus worden namelijk niet meegerekend. Een basisschoolleerling heeft dus aan het einde van zijn basisschoolloopbaan een DL van 60 onderwijsmaanden.

Onderwijstijd en score
Het DLE drukt de toetsscore uit in de onderwijsmaand waarop een basisschool-leerling gemiddeld dat niveau bereikt.

Enkele voorbeelden
Anja uit groep 6 heeft in december van dat schooljaar een DL (Didactische Leeftijd) van 34 maanden. Zij heeft immers 34 maanden onderwijs gehad, gerekend vanaf begin groep 3.
Anja haalt nu op een toets een DLE van 34. Dit betekent dat de Didactische Leeftijd precies overeenkomt met het gemiddelde van de normgroep. Anja heeft dus een gemiddeld leerrendement, om precies te zijn 100%.
Kees zit in dezelfde klas en haalt op hetzelfde moment een toetsscore van 24. Zijn achterstand is dan 10 maanden. Kees heeft namelijk ook 34 maanden onderwijs gehad, maar scoort alsof hij 24 maanden onderwijs heeft gehad. Zijn leerrendement is 70%. De formule voor het leerrendement is: DLE/DL x 100 = leerrendement.

Voordelen DLE methodiek
Het voordeel van de DLE-methodiek is dat het voor iedereen helder is en voor elke toets hetzelfde. Op deze manier zijn ook de prestaties op de toetsen onderling vergelijkbaar.
Met een DLE kan de school de onderwijspositie van een leerling ook duidelijk én eenduidig communiceren naar de ouders.

DLE boek
In de nieuwe druk van het DLE Boek zijn de DLE-schalen van bijna alle in het Nederlandse basisonderwijs bruikbare testen opgenomen. Door een nieuwe, heldere vormgeving van de tabellen wordt in één oogopslag duidelijk hoe de DLE-schaal is opgebouwd, en welke score een leerling op welk moment in het leerjaar zou moeten behalen zodat er van een leerachterstand geen sprake is. In deze nieuwe druk zijn bovendien zowel de oude als de nieuwe Citonormeringen opgenomen, zodat scholen die indien gewenst nog kunnen vergelijken.

Aanbod ParnasSys gebruikers
Als gebruiker van ParnasSys kunt u gebruikmaken van de meest recente DLE-schalen. Voorwaarde hiervoor is dat u beschikt over het DLE Boek. Dankzij de goede relatie tussen ParnasSys en Boom test uitgevers kunt u het nieuwe DLE Boek nu met korting bestellen: wanneer u het Boek aanschaft in combinatie met een abonnement op de aanvullingen, ontvangt u maar liefst 30% korting op het DLE Boek.
U betaalt dan slechts € 77,00 én u ontvangt de aanvullingen altijd met 10% korting.

DLE boek bestellen
Het gebruik van DLE’s voor het volgen van leerlingen in het basisonderwijs, nieuwe druk DLE Boek (Gerard Melis, Boom test uitgevers, 2015).
Op de site van Boom test uitgevers kunt u het DLE boek met korting bestellen.

woensdag 8 maart 2017

Het toetsen van Technisch Lezen kan anders!



Bij het toetsen van het Technisch Lezen gaat men uit van opvattingen die leiden tot een bepaalde manier van toetsen. 
Ik vind dat je er op een andere manier tegenaan moet kijken. 
Dat leidt dan ook tot een andere toets ... 

Ik stel drie veranderingen voor:

Ten eerste

Er wordt in ons land doorgaans getoetst met leestoetsen die bestaan uit rijen woordjes in betekenisloos verband.* Als de resultaten tegenvallen, wil men nog wel eens doortoetsen met rijen ‘onzinwoorden’.*

Ik vind dat je Technisch Lezen moet toetsen met een tekst. Want … waar gáát het in het ‘leesleven’ nu eigenlijk om? Om het lezen van rijtjes woorden in betekenisloos verband of om het lezen van ‘onzinwoorden’? Lijkt me niet, dat komt in de praktijk van het lezen immers zelden of nooit voor.

Het gaat juist om teksten met woorden in betekenisvol verband, zoals mededelingen, instructies, verhalen, artikelen enz. Daar moet je het mee doen! 
Een tekst, die opklimt in moeilijkheid door te beginnen met korte woorden in korte zinnen en te eindigen met lange woorden in lange zinnen, lijkt mij daarvoor het beste. 
Eén leeskaart (en een parallelkaart) volstaat voor alle groepen: de leerling komt immers bij de volgende afname (hij mag exact 1 minuut lezen) verder in de tekst en heeft dan een hogere score.

Ten tweede

Van het te gebruiken lettertype bij de toets vindt men gewoonlijk dat dit sober (kaal) en eenvoudig moet zijn, om het de leerling niet te moeilijk te maken. 

Ik vind juist van niet: het lettertype moet 'aangekleed' zijn om het onderscheid tussen de letters groter te maken. Kijk eens naar onderstaand voorbeeld:
Stone Informal vind ik een lettertype dat daarvoor in aanmerking komt. Ik ben er namelijk van overtuigd dat dit lettertype meer ‘letterinformatie’ biedt aan met name de zwakke en dyslectische lezer. Vergelijk maar eens de p, b en d bij beide types. De schreefletters (linksboven) onderscheiden zich sterker van elkaar. Zet de letters in gedachten maar eens allemaal met de stok links en het ‘rondje’ rechtsboven: de schreefletters zijn verschillend, de schreefloze letters zijn gelijk…

Ten derde

'Kleine kinderen, grote letters'hoor je vaak en ... dat zie je dan ook! Ik vraag me af waarom dat nodig is. Ik zie daar geen enkele aanleiding toe. Sterker nog, het is mijn ervaring dat kleine kinderen kleine tekens heel goed kunnen zien. Ik herinner me nog goed de peuter, die nauwelijks het babystadium was ontgroeid en slechts en enkel woordje kon spreken. In de strip van Jan Kruis stond op het toch al kleine nachtkastje een wekker. 'Klok!', riep hij en wees hem aan. Ik kon hem nauwelijks onderscheiden ... Ik bedoel maar. 
Tot slot, maak er geen wedstrijd (racelezen) van!   
We willen graag weten of de leerling ‘vlot genoeg’ kan lezen (de signalerende functie van de toets) en als dat voldoende is, zijn we al een heel eind. Het gaat hier immers slechts over 'voorlezen'. Natuurlijk kun je zeggen 'hoe vlotter, hoe beter', maar maak dat niet te belangrijk.
Daarom moeten we ook niet zo de nadruk leggen op die snelheid. Dat brengt de leerlingen alleen maar van hun stuk. Ze raken gestrest. Zo zie je –naast andere kwalijke effecten- bijvoorbeeld vaak leerlingen die bij het volgende woord meteen geluid willen laten horen en 'als een gek' de eerste letters (spellend) gaan opnoemen in de hoop dat het hele woord weldra komt opdoemen ...  Zij willen geen stilte laten vallen tussen de woorden. Ze gunnen zich niet de tijd eerst het hele woord (rustig) te scannen en te herkennen, zodat ze het in een keer goed kunnen voorlezen. Dat heeft natuurlijk een negatief effect op de score. Daarom moeten we daar bij de andere functies van de toets (niveaubepaling, voortgangsbepaling en bepaling van het minimumniveau van ‘functionele geletterdheid’) dan ook rekening houden. 
Hieronder druk ik paragraaf 1.3.4 uit de handleiding van de SVT Technisch Lezen af. Daarin wordt het een en ander toegelicht omtrent het begrip 'functionele geletterdheid' m.b.t. het technisch lezen.
klik op de afbeelding voor een vergroting

Gelet op bovenstaande kan ook de vraag gesteld worden of het regelmatig toetsen
 van technisch lezen nog zin heeft ná het bereiken van het functionele niveau ...


De SVT Technisch Lezen is herzien en heet nu
Boom LVS Technisch Lezen Tekst
Kijk ook even bij de vernieuwde en uitgebreide
mogelijkheden van de Rapportage 

*) Voor diagnostische doeleinden kan deze werkwijze erg nuttig zijn, maar als het voorlezen voldoende is, zou ik niet beginnen aan het lezen van 'losse woordjes' of 'onzinwoorden'. Zo zijn er bijvoorbeeld bij rekenen scholen die bij alle leerlingen de 'TempoTest Automatiseren' afnemen, terwijl de toets Boom LVS Hoofdrekenen (5 min. !) voldoende inzicht geeft. De 'TTA' zou ik pas doen als het tegenvalt en je wilt weten waar de schoen wringt ...


woensdag 25 januari 2017

Werkdruk verminderen? Pak je volgsysteem aan!


De wet- en regelgeving van 2014 (Wet Eindtoetsing PO en Toetsbesluit PO) biedt scholen naast de verplichting tot het hanteren van een leerling- en onderwijsvolgsysteem anderzijds heel veel ruimte voor een eigen invulling, die veel soberder*kan zijn dan op dit moment vaak gebruikelijk is.

*) Kijk ook even hier: Minimale Toetsing LVS

Bovendien hanteert de onderwijsinspectie met ingang van 1 februari 2016 voor de beoordeling van de tussenresultaten geen eigen normen meer. Daardoor valt er bij de scholen een grote druk weg, die leidde tot zeer ongewenste praktijken. De inspectie vroeg tot die datum namelijk naar de LVS-toetsresultaten van Technisch Lezen (TL) in groep 3 en groep 4, Rekenen en Wiskunde (RW) in groep 4 en groep 6 en Begrijpend Lezen (BL) in groep 6.
Dit betekent eveneens dat een oordeel over de tussenresultaten niet langer betrokken wordt bij het eindoordeel over de school. De school volgt de leerlingen dus (weer) 'voor eigen gebruik'. De inspectie blijft in het toezicht wel aandacht schenken aan hoe scholen de ontwikkeling van leerlingen volgen en de wijze waarop dit tot conclusies over het onderwijs leidt. 

De school mag echter zelf bepalen op welke wijze en 
met welke middelen zij dit doet!
(wanneer de school er voor kiest landelijk genormeerde, methodeonafhankelijke toetsen te gebruiken, dan moeten deze door de Cotan -nu de Expertgroep Toetsen PO- zijn toegelaten)

Onderstaande werkwijze acht ik meer* dan voldoende:

Groep 1 en 2: observeren
In groep 1 en 2 is het toepassen van landelijk genormeerde toetsen onwenselijk vanwege de vele bezwaren die eraan kleven. We beperken ons daar dan ook tot het (gestructureerd) observeren en registreren van in hoofdzaak de functieontwikkeling.
Groep 3 t/m 8: bewaken
Bewaken van de voortgang in de leerstof
Omdat de methodgebonden toetsen en de observaties van de leerkracht er al voor zorgen dat de voortgang in de leerstof wordt bewaakt is in groep 3 t/m 8 in principe eens per jaar (in april) toetsen met landelijk genormeerde, methodeonafhankelijke toetsen voldoende.

Bewaken van het niveau
De landelijk genormeerde, methodeonafhankelijk toetsen zijn er namelijk 'slechts' voor om het niveau te bewaken: lopen we een beetje in de pas met onze leerlingen en met onze manier van werken? 

Bewaken van het ontwikkelingsperspectief
Verder zijn de landelijk genormeerde, methodeonafhankelijke toetsen handig om voor de leerling het ontwikkelingsperspectief  te bewaken.

In principe eens per jaar toetsen met landelijk genormeerde, methodeonafhankelijke toetsen lijkt ten opzichte van de huidige praktijk wellicht weinig, maar op de cruciale momenten gebeurt het wèl twee keer per jaar (zie het afnameschema hieronder: alleen in de groepen 3, 6 en 7 wordt er maar eens per jaar getoetst). En nogmaals, het gaat hier om niveaubewaking (kwaliteitsbewaking t.o.v. de landelijke norm) en daarvoor is negen keer toetsen in de schoolloopbaan (inclusief de eindtoets) meer dan voldoende!          
Aanvulling in groep 4 en 5
In de groepen 4 en 5 wordt in november aanvullend het technisch lezen en hoofdrekenen getoetst, omdat die ontwikkeling daar een stuk sneller gaat.
Groep 8 in november
In groep 8 wordt het toetsen verplaatst naar november, vanwege het vroegtijdig kunnen opmaken van een schooladvies en vanwege de eindtoets die in april/mei wordt afgenomen.

                     (klik op de afbeeldingen voor een vergroting) 

*) Alleen het afnemen van BL, RW en SP is voor de wet al voldoende.

Komt eruit wat erin zit (opbrengsten)? 
Om na te gaan of eruit gekomen is wat erin zit, kan in groep 6 en/of in groep 7 of 8 een klassikale intelligentietest worden afgenomen, waarmee tevens een (pré)advies VO kan worden geformuleerd. Een afname in het begin van groep 6 is aan te bevelen, omdat er dan bij een ongewenst verschil tussen aanleg en resultaat nog voldoende tijd is om er iets aan te doen. Vóór groep 6 kan de school vertrouwen op de leerkracht, hetgeen tevens de nodige rust met zich meebrengt (geeft de leerlingen de ruimte).
Aanvulling in groep 6, 7 of 8
Aanvullend kan in groep 6, 7 of 8 nog een test worden afgenomen, die
iets zegt over de leermotivatie, het doorzettingsvermogen en het zelfvertrouwen.
Voor het observeren van de funktieontwikkeling werd indertijd OPFO en LVS 1-2 ontwikkeld, maar er zijn onderhand vele -soms door de school zelf ontwikkelde- alternatieven voorhanden. 
Naast de alom bekende materialen van het Cito, zijn voor de niveaubepaling de toetsen van het Boom LVS zeer geschikt, vanwege hun sobere karakter (weinig en beknopte materialen) en verminderde taligheid (weinig en beknopte teksten). Bovendien lenen ze zich door hun constructie uitstekend voor het maken van trendanalyses en opbrengstmetingen (komt eruit wat erin zit?). 
Voor de eventuele klassikale intelligentiemeting zijn er de Tussentest (voor groep 6)* en de Drempeltest (voor groep 7 of 8)*. 
De LeerMotivatieTest* kan aanvullend worden afgenomen in groep 6, 7 of 8.
Alle genoemde landelijk genormeerde, methodeonafhankelijke toetsen zijn door de Cotan/Expertgroep toetsen PO goedgekeurd (een wettelijke vereiste) en dus door de inspectie toegelaten.

*) Het mag inmiddels bekend zijn dat ik een sterke voorkeur heb voor het óók afnemen van deze toetsen.

Lees meer over het Boom LVS


Download hier het gratis whitepaper 
'Opbrengstgericht werken voor taal & rekenen' 
waarmee scholen kunnen volgen, analyseren en verdiepen.